15 mrt In de Voetnoot 4 – Over Koetsiers, Processen en Traditie (en Kwak)
Jo Olluyn is een brouwer. Met Tall Poppy Brewing maakt hij verrassende bieren die nooit vervelen. Hij is ook een oude zagevent, maar wel een sympathieke oude zagevent. En hij kan het goed uitleggen, zeker als hij zich ergens in opwindt. Daarom geven we hem bij Meug graag een plekje om zich af en toe eens even op te winden. Mét voetnoten, maar met mate*.
*niet echt.
Sta me toe deze blog (*) te beginnen met een vraag.
*) Ik wéét het: ik begin eraan als een blog maar voor de eerste paragraaf een feit is, is het vast alweer een rant geworden.
Een vraag dus: “Wanneer heb je voor’t laatst een Kwak gedronken?”
Laat het me vooral weten, maar ik vermoed dat het voor de meeste lezers “behoorlijk lang geleden” zal zijn. Waarover straks meer want ik heb eerst nog(*) een vraag.
*) al was het maar om aan te tonen dat blogs(°) evengoed interactief kunnen zijn als de zaalshows van The Masked Singer
°) of rants, als we dan toch pedant gaan wezen
Nog een vraag dus: “Waarom zou je een Kwak drinken? If at all.”
Ook hier weer hoor ik het graag van jullie zelf, maar het is geen wilde gok om te gaan verwachten dat een significante meerderheid zal antwoorden met “Omwille van het glas verdekke!”
Waarmee we meteen aan mijn eerste persoonlijke grief met Kwak zijn toegekomen (en voel u vrij door te scrollen naar de paragraaf beginnende met “Oh man, het bier” als u geen interesse hebt in een kort (nahja, wat heet kort?) terzijde over glaswerk.
Het is één ding om een iconisch bier in een iconisch glas te schenken, en nog een tweede ding om te verwachten dat je iconische bier en je iconische glas onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dat werkt bij Duvel, en in mindere mate bij een Bolleke (*), en zo zijn er nog zat andere voorbeelden.
*) don’t get me started over hoe De Koninck tegenwoordig al een Bolleke heet als ’t nog in’t fleske zit, en ook zo blijft heten als ’t in een fluitje getapt wordt.
De associatie bier-en-glas wordt problematisch als het glas belangrijker wordt dan het bier dat erin zit.
Herinner je je nog hoe een Kwak smaakt? Nee?
Maar wel waar je’m de laatst keer dronk? Ja?
Dat krijg je natuurlijk als je je schoen moet afgeven vooraleer je je dorst mag beginnen lessen.
Niemand(*) heeft thuis een bak Kwak staan “omdat dat zo lekker is”. De enkeling die thuis al een Kwak heeft staan, heeft ‘m enkel gekocht omdat er een glas bijzat, in welk geval hij eigenlijk een glas heeft gekocht waar gratis bier bijzat.
*) hyperbolisch gesproken. Vast wel iémand, maar niemand die ik ken, zelfs niet bij wijze van six degrees of separation.
En dat glas…oh man, dat glas.
Zogezegd had de pientere herbergier Pauwel Kwak (*) ten tijde van Napoleon een sluw plannetje bedacht om passerende koetsiers van bier te voorzien: hij liet speciaal een glas blazen dat ze aan hun koets konden ophangen om zo toch van het heerlijke Kwak-bier te kunnen genieten.
*) Serieus: als je familienaam Kwak is, dan noem je de trekker van je stamboom toch Jack?
Want, andermaal zogezegd, koetsiers mochten de gelagzaal niet in en moesten bij hun koets blijven en dingen en al. Sjanske wel dat Pauwel Kwak -Jack voor de vrienden- al dat gedorst op zijn oprijlaan niet kon aanzien en helemaal speciaal voor die koetsiers -die hij wellicht daarna nooit meer terugzag- een peperduur (en tevens hyper-onpraktisch) glas liet blazen zodat ze het aan hun koets konden hangen want een gewone bierpul zoals iedereen, daar wisten die koetsiers geen blijf mee. Pauwel-Jack was overigens blijkbaar naast herbergier en part-time glasblazer ook brouwer, hoewel de 100%-historisch-accurate promoblurb van Bosteels daarover geen expliciete uitspraak aandurft.
Ik weet het, ik wéét het. Het zijn maar marketingverhaaltjes.
Maar als een verhaaltje alleen maar vragen en wenkbrauwgefrons oproept, dan vrees ik alvast voor de waarachtigheid ervan. En de cynicus in mezelf heeft allang een omgekeerde evenredigheid bespeurd tussen de waarachtigheid van biergerelateerde promo-blurbs, en de (doorgaans zelfverklaarde) uitmuntendheid van het bier in kwestie.
Een laatste puntje over dat beruchte Kwak-glas en dan hou ik er (echtentechtig waar) over op. Niet eens zo héél lang geleden (maar wél nog lang geleden genoeg om niet AbInBevSabMillerCoors met de vinger te moeten wijzen maar wel Bosteels zelf) sleurde de brouwerij achter Kwak een collega-brouwer (*) voor de rechter. De vermaledijde had het aangedurfd om óók een onpraktisch bierglas-in-een-houten-staander te bezigen in zijn gimmicky-gadgetterigheid.
*) alnaargelang de schaal van je brouwerij heet zoiets een concurrent of een concullega. Er zijn er ook die dergelijke mensen “vrienden” noemen, maar dat zijn vaak niet de brouwers die rijk worden door andere een proces aan te doen.
La Corne du Bois des Pendus (kortweg “La Corne” voor de fans) schenkt zijn bier (niet eens zo héél vergezocht) in een hoornvormig glas (°) en aangezien dat even slecht tegen omvallen bestendig is als The Glass that Jack Built hoort daar ook een voet bij. “Pure misleiding en merk-uitholling”, zo vond Bosteels, en smeerde de (toentertijd nog kleine en ongekende) Brasserie d’Ebly een dagvaarding aan de broek.
°) de veganisten(°) onder ons zullen verheugd zijn te horen dat La Corne geen échte hoorns gebruikt.
°) filharmonische orkesten ook trouwens.
Het zal u verblijden dat er nog “small guy trumps tall guy in court” verhalen bewerkelijkt worden, want Bosteels moest inbinden en La Corne moet dus vooralsnog niet uit een fluitje (of godbetert een bolleke) gedronken worden.
Minder blij word ik echter wanneer ik verneem dat Bosteels (inmiddels wél onder de Jolly Roger zeilend van AbInBevSabMillerCoors) alsnog aan’t proberen is het gehele concept “een glas op een houten houder” tot een exclusief alleenrecht van Kwak te promoveren. Het zou die sloebers nog wel eens kunnen lukken ook, want in tegenstelling tot goed bier hebben ze bij AbInBevSabMillerCoors geld genoeg voor dat soort pestgedrag.
Ter illustratie van frivoliteit van dit incident:
Echt su-per-verwarrend voor de klant toch? Hoe weten de vele trouwe Kwak-drinkers nu nog waaruit ze hun lievelingsnectar moeten drinken als al die glazen zo fokking hard op elkaar gana lijken? Kan je je de chaos op café voorstellen? Neenee, paal en perk zeg ik u!
Maar goed. Het bier dus.
Oh man, het bier.
Ik zou er niet over gepeinsd hebben hier van leer te trekken over Kwak in welke hoedanigheid dan ook, als mijn aandacht niet getrokken werd door de twee nieuwe creaties waarmee BosteelsAbInBevSabMillerCoors plots denkt onze winkelrekken te moeten komen overbevolken.
Want jawel: naast de gewone Kwak (die gewoon Kwak heet, en niet eens “Gewoon Kwak” of “Kwak Classic” maar gewoon “Kwak”) pronken nu plots de Kwak Blonde en de Kwak Rouge, respectievelijk een (duh) blonde en een rode incarnatie.
Hoe iemand het in zijn hoofd haalt om een zogezegd historisch bier -sinds 1791, pronkt de “Kwak Gewoon” op zijn etiket- plots te gaan voorzien van twee nieuwe versies die in het zelfopgelegde (en nogmaals zogezegde) historische kader niets maar dan ook werkelijk niets te zoeken hebben, is me een raadsel.
Hoewel.
Het is me bij nader onderzoek maar al te duidelijk wat deze plotse zwang naar innovatie kan getriggerd hebben: de Marketingboys van BosteelsAbInBevSabMillerCoors hebben een stagiair over de vloer gekregen van een of andere Hogeschool voor Marketing en Businessdinges, en die heeft, na wat knip-en-plakwerk op basis van zijn/haar bachelorthesis, duidelijk aangetoond dat “Oude Kwak” ouderwets is, en dat met wat gepimp er vlotjes een hippere, yupperigere “Nieuwe Kwak” van kon gemaakt worden.
Stap 1 in dat plan: een blond en rood ernaast, want amber bier is saai en niet meer van deze tijd.
Stap 2: nieuwe etiketjes. Want niets schreeuwt zo hard “Nieuw! Relevant!” als een nieuwe zak rond een oud brood.
Die labels.
Oh man toch, die labels.
Toegegeven: het label van “Oude Kwak” is een toonbeeld van saaie klein-belgische bieretiketteerderij. De buste van Jack de Brouwer, omgeven door wat gouden penningen, op een etiket dat zo uit de jaren 80 lijkt te komen aangereden.
De nieuwe etiketten (en je moet ze van dichtbij zien om de gruwel werkelijk de kans te geven tot zijn recht te komen) tonen Herbergier-annex-glasblazer-en-ook-brouwer Pauwel in driekwartprofiel met zijn glazen meesterwerk in de hand. Om één of andere reden die ze bij de marketingclub wellicht beter kunnen uitleggen dan ikzelf is het hoofd van de goede man vervangen door een stijlvolle bussel graan. Het lijkt godbetert wel alsof Pauwel samen Galaxy-Guardian Groot in Seth Brudle zijn teleportatietoestel-annex-genetische-mixer is gekropen vooraleer de tekenaar aan de slag mocht. Voor de blonde en de rode werd Pauwels hoofd respectievelijk een uitvergrootte hop-bel en een (ook uitvergrootte) kriek. De resulterende Chimera is van een dergelijke monsterachtigheid dat mijn nieuwsgierigheid getriggerd wordt: zoveel wansmaak op de buitenkant alleen al! Dat wordt onvermijdelijk smullen van de inhoud.
Vooruit met de geit. Het bier.
Oh manmanman. Het bier.
Nieuwe Oude Kwak (met de bussel graan ter vervanging van het bakkes van Jack-Pauwel) valt me qua geur ontzettend mee. Als ’t goed is zeggen we’t ook. Banaan en kaneel maar dat hadden ze min of meer al beloofd op de begeleidende tekst achteraan de fles. Ook op de tong ontwaar je banaan en onbestemde kruiden, en een hint van koekjes (maar vraag me niet dewelke: de smaak ebt knap snel weg). Een tikje metaligheid eens het bier wat opwarmt. Ondanks de ingetogen belofte van neus krijg je een vlak bier, voornamelijk zoetig zonder mierzoet of plakkerig te worden, met amper een hoppige of bittere toets. Het smaakt een beetje alsof je bevreesd moet zijn voor de boer die komen zal. “Specerijen”, lees ik (naast vanalles ander zorgwekkends) op het etiket. Die rant over vrijblijvende ingrediënt-oplijstingen op bier-etiketten hebben jullie nog van me te goed.
Nieuwe Kwak Blonde ruikt naar middelmatig belgisch blond bier, met bovendien nog een stevige scheut DMS(*) erin. Absoluut uitmuntend in zijn nietszeggende vlakheid en inwisselbaarheid met andere belgische blondjes met niet meer ambitie dan een modern etiket te hebben. Je zou, afgaande op Pauwel’s hophoofd, verwachten toch een zweem hop te ontwaren, en het etiket belooft Simcoe en Cascade, maar ik vrees dat de nazaten van het geslacht Kwak het moeten stellen met de gulle hopstort die we ook al mochten ervaren in Leffe Cascade en haar talloze fletse variaties: verder dan een vermelding op het etiket komen ze niet tot expressie. Maar ja, dat krijg je als je met Voldemort in bed kruipt: veel plaats voor een eigen mening of identiteit is daar niet.
*) voor de geïnteresseerden die’t nog niet wisten: dimethylsulfide, oftewel een tussenproduct van het maischproces en doorgaans ongewenst in eender welke bierstijl. Ruikt wat naar platgekookte groenten en mais-in-dozekes. Ik verklap straks waarom ik er achteraf niet versteld van sta dat het bier wat naar mais ruikt maar dan moeten jullie nog even volhouden tot een paar paragrafen lager. Ik probeer het kort te maken maar Pauwel werkt niet mee.
Nieuwe Kwak Rouge is een (en hier kreeg mijn bloeddruk het moeilijk een leefbaar peil te behouden) “bier met kriekensmaak”. Voor de oningewijden: dat is het bier-equivalent van bruin boterhamsmeersel waarop “cacao-fantasie” vermeld staat. Al bij het openen krijg je een olfactorische dreun van snoepgoed te verwerken: poepe-kerskes en de snoepafdeling van de lokale Kruidvat. Ruikt naar krieken zoals aardbeienyoghurt naar aardbeien ruikt: alsof de brouwer enkel van wikipedia weet wat krieken zijn en hoe ze iets in bier kunnen doen. Het enige dat me van dit bier bevalt is dat het niet mierzoet is. Helaas smaakt het verder enkel naar krieken-aroma, en daar wordt een mens niet perse vrolijk van. Tekenend voor dit bier (en het gros van de Belgische soortgelijke kriek-monstrositeiten) is dat je moet afzakken naar de achtste positie op de ingrediëntenlijst vooraleer je iets ontwaart dat nog maar van ver op een kriek lijkt, en dat je dan met gebroken hart moet vaststellen dat dat een gulle 0,3 procent kersenaroma is. Wat het dus een kersenbier zou maken maar wie let er tegenwoordig nog op etiketten moeten ze bij BosteelsAbInBevSabMillerCoors gedacht hebben.
Los van hoe onbeschrijflijk saai en veilig en middle-of-the-road deze drie Kwakken zijn, en hoe onbeschrijflijk gruwelijk de nieuwe labels wel zijn en hoe onbeschrijflijk vingerdik de aftershave van de marketingboys nog aan de flessen plakt: deze bieren deugen niet. Ik heb die woorden gewikt en gewogen, maar ze zijn waar. Wat vermelden deze bieren alledrie apetrots op hun etiket als derde ingrediënt? Jawel: de Parel de Brouwgranen.
Maïs.
We lachen allemaal(°) met cheap-ass sushi-lagers en wannabe-Duvel-concurrenten waarin inferieure grondstoffen verwerkt zitten zoals (en ik zeg maar wat) rijst en suikerstroop.
°) allé ja nee niet letterlijk allemààl maar toch figuurlijk en anders kennen we op zijn minst wel iemand die ermee lacht
Maar als een brouwer loopt te toeteren over traditie en koetsen en herbergiers en een recept uit de tijd van Napoleon maar godbetert in élk van zijn drie Kwakken een prominente rol toekent aan fokking maïs, dan weet je voldoende. Maïs kost niks, heeft feitelijk niks in bier te zoeken (en al helemààl niet in Napoleontisch koetsierbier) en smaakt naar niks. Oh wacht. Scroll nog eens terug naar die paar woorden die ik veil had voor de Kwak Blonde? DMS, weet je nog? De brouwer is er niet eens in geslaagd de maïs te laten doen waar hij voor dient: smaakloos (°), geurloos en onopvallend voor meer goedkoop bier zorgen.
°) smakeloos in dit geval.
Ik doe alvast een suggestie ter verbetering van het etiket van de Blonde (Kwak Corn).
Oh en die prachtige rode kleur van de Kwak Rouge? Je zou denken dat die van krieken komt, maar met 0,3% kersenaroma maak je niet veel bier rood. Gelukkig stonden er in het oorspronkelijk recept van de Originele Kwak (waarop de brouwer zich volgens de etiketten baseerde voor de ontwikkeling van de nieuwe telgen) wat handgeschreven kanttekeningen over zwarte wortel en zwarte bessen concentraat want anders hadden ze twéé Blondes in hun gamma moeten steken, waarvan er één naar maïs smaakte, en één naar rozepoepesnoepekes. “Sinds 1791” prijkt er trots op het etiket (oh j’wel: ook op dat van de nieuwe telgen die letterlijk te jong zijn om al een TikTok-account te mogen hebben) maar ze zijn zó verfoeilijk modern(*) qua receptuur dat ze er evengoed 2021 hadden kunnen opzetten.
*) “modern” zoals in “bedacht door de penningmeester van een eentwintigste-eeuwse grootbrouwerij”. Niet zoals in “innovatief” maar dat had u wellicht al begrepen.
Ook voor de Rouge doe ik vrijblijvend een suggestie voor een eerlijker etiket (Kwak Red)
Het is ironisch dat het enige element aan de hele Kwak-lijn dat nog een béétje naar 1791 zou kunnen ruiken net dat glas is waarvan ik me afvraag hoeveel steek dat koetsiersverhaaltje houdt. Al de rest, van receptuur over smaakprofiel tot die groteske Pauwels-Hoofd-Is-Een-Ding etiketten, werkelijk àl de rest is gedrenkt in schaamteloze eenentwintigste-eeuwse commerce, vermomd als innovatie.
Ik laat me graag uitdagen tot het herzien van mijn vooroordelen (en die zijn, ik weet het wel, legio), maar deze drie Kwakken voldoen helaas perfect aan mijn vooringenomen verwachtingen: het zijn treurige incarnaties van een hopeloos vervlakte biersector. Het zijn typische overbodige toevoegingen aan het gamma van een grootbrouwer die geen greintje respect heeft voor zijn doelpubliek, noch voor het erfgoed dat hij zo graag en zo prominent op zijn producten wil kleven als het toch maar een centje meer zou opbrengen.
Jo Olluyn